In de supermarkt is het altijd weer hetzelfde tafereel. Links ligt de perfect glimmende
appel, strak als een gelakte auto. Rechts de biologische variant: iets kleiner, wat
vlekjes, en een prijskaartje waar je spontaan van gaat detoxen. De keuze lijkt simpel
– tot je gaat twijfelen aan je eigen geweten.
Want ja, biologisch klinkt gezonder. Alsof je lijf er dankbaar om zou zuchten:
“Eindelijk, een appel die niet eerst in een chemisch bubbelbad heeft gelegen.” Maar
wat zegt de wetenschap?
Die heeft het uitgezocht. En nog eens. En nog eens. Meer dan honderd studies later
weten we: biologische producten bevatten soms meer antioxidanten en meer
vitamine C. En er zitten minder of geen resten van pesticiden, nitraat en andere
gezelligheden op. Wageningen Universiteit bevestigt dat keurig, met grafieken en al.
Maar — en hier komt de anticlimax — niemand kan bewijzen dat biologisch eten je
echt gezonder maakt. Er zijn aanwijzingen voor een iets lager risico op obesitas of
allergieën, maar dat kan ook komen doordat biologische eters gemiddeld vaker yoga
doen dan frikandellen bakken.
Een harde gezondheidsclaim mag dus niet. Al is het omgekeerde evenmin bewezen:
dat reguliere voeding beter zou zijn. Dus wat te doen, daar bij het fruitvak?
De een kiest voor biologisch, omdat hij liever geen pesticiden eet. De ander pakt
gewoon de goedkoopste appel, want ook het kind moet nog nieuwe schoenen.
Johannes Mak