Voor wie het gemist heeft, dit is wat er speelt: het Deense ministerie van Milieu heeft besloten om het gebruik van 23 veelgebruikte gewasbeschermingsmiddelen in één klap te verbieden.
Wat deze middelen met elkaar gemeen hebben? Ze bevatten werkzame stoffen die behoren tot de zogenoemde PFAS-groep. In 2023 waren ze samen verantwoordelijk voor circa 28% van de totale milieu- en gezondheidsimpact van het pesticidegebruik in Denemarken. De uitfasering moet binnen 6 tot 15 maanden worden gerealiseerd, afhankelijk van het middel. Daarmee onderstreept Denemarken opnieuw zijn positie als Europees koploper in het afbouwen van chemisch intensieve landbouw.
Dit besluit roept een pijnlijke maar broodnodige vraag op: hoe kan het dat een land als Denemarken, met vergelijkbare schaal en landbouwambities als Nederland, zoveel verder is in de omslag naar duurzame landbouw? Terwijl Denemarken hard op weg is naar 60% biologisch op publieke instellingen en inmiddels al meer dan 12% biologisch landbouwareaal heeft, bungelt Nederland met iets meer dan 4% onderaan in de Europese lijstjes. Wat doen zij anders? En belangrijker: wat kunnen wij daarvan leren?
Al sinds de jaren ’90 voert het land een actief beleid om het gebruik van schadelijke bestrijdingsmiddelen terug te dringen. Denk aan het verbod op pesticiden in openbare ruimten zoals parken en schoolpleinen, de invoering van bufferzones langs waterlopen waar geen chemie mag worden toegepast, en de herziening van het belastingstelsel op pesticiden om schadelijke middelen zwaarder te belasten.
Het resultaat? Een relatief stabiele biologische sector, gedragen door markt, overheid en consument. Het recente PFAS-verbod past daarmee in een lange lijn van consequent milieubeleid waarin voorzorg en gezondheid voorop staan.
Robin Food Coalition